Nader tot Reve: Nieuwsarchief Naar de homepage van Nader tot Reve
tak
'Geheime Zoon' treedt naar buiten
28 februari 2015
Het huwelijk tussen Gerard Reve en dichteres Hanny Michaelis, rond 1950, bleef kinderloos. Maar wie was dan toch de jongeman die Reve in 1969 aan vriend en vijand voorstelde als zijn 'Geheime Zoon'? En die tot dusverre onbekend bleef?
In het zojuist verschenen februarinummer van Hollands Maandblad doet de indertijd 22-jarige student zijn verhaal. Dat begon door een toevallige ontmoeting op straat met Reve's geliefde Willem van Albada. Als deze kennismaking een vervolg krijgt in vriendschap met de schrijver benoemt deze hem al gauw tot zijn zoon, onder meer vanwege een zekere fysieke gelijkenis. Reve verbindt zelfs zijn naam aan de psycholoog in wording, en schrijft hem aan als Rijk Jan Sikkel-Van het Reve.
Rijk Jan Sikkel - van het Reve
Aan verschillende mensen stelt Reve Sikkel dan voor als zijn zoon. Bij de uitreiking van de PC Hooftprijs bijvoorbeeld aan minister Klompé. Maar ook aan collega Hugo Raes en uitgever Johan Polak. De laatste doorziet het meteen.
Sikkel logeert geregeld in Greonterp. Het liefst had Reve met hem en Tijger een driehoekshuwelijk gesloten. Maar Sikkel wil liever een vriend voor zichzelf, en als die er eind 1969 ook komt blust de vriendschap met Reve langzaam uit.
Rijk Jan Sikkel
Opmerkelijk is dat ook fotograaf Eddy Posthuma de Boer zich Reve's 'zoon' herinnert in een deze week (25 februari) in De Volkskrant gepubliceerd interview: 'Een keer gaat hij op die bank daar zitten en zegt: "Straks komt mijn zoon". Ik wist niks van een zoon, maar even later komt er inderdaad een jongeman binnen die heel erg op Gerard lijkt. Toen ze weg waren, belde ik Gerards broer Karel: "Kameraad! Zeg het eens!", riep hij zoals altijd. "Heeft Gerard een zoon?", vroeg ik. Was niets van waar natuurlijk.'
In de nacht van 12 op 13 maart 2015 werd Rijk Jan Sikkel in het radioprogramma 'Nooit meer Slapen' geinterviewd over zijn periode met Reve. Het fragment kunt u op de website van Radio 1 beluisteren.
Tekst: Bert Boelaars