Nader tot Reve: Nieuwsarchief Naar de homepage van Nader tot Reve
tak
Nader tot U: drankboek en hoogtepunt in oeuvre
10 maart 2018
Nog meer dan traditioneel gebruikelijk was, afgelopen december veel aandacht voor 'De Avonden', Reve's debuut waarvan de klassieke status jaar na jaar alleen maar lijkt toe te nemen.
Maar, lieve Revianen aller Landen, laten we van Reve vooral geen 'one-trick-pony' maken en niet vergeten dat 'Op Weg naar het Einde', 'Nader tot U', 'Taal der Liefde' en 'Moeder en Zoon' (desgewenst aan te vullen) zeker van hetzelfde niveau zijn als 'De Avonden'.
Naar aanleiding van een recente mailwisseling over de enigszins duistere drukgeschiedenis van 'Nader tot U' bij Uitgeverij Van Oorschot (waarover mogelijk binnenkort meer) is ondergetekende Reve's brievenroman uit 1966 maar weer eens gaan herlezen. 'Nader tot U' bevat 5 lange brieven van Reve aan de lezers van het tijdschrift Tirade (zie afbeeldingen), geschreven in Greonterp in 1964 en 1965. Het boek wordt afgesloten met het hoofdstuk 'Nader tot U' dat bestaat uit 30 Geestelijk Liederen.
5x Tirade met reisbrieven Gerard Reve

Uiteraard geheel persoonlijk maar ik denk dat Reve in 'Nader tot U' op z'n top was qua stijl en oorspronkelijkheid. En hoewel inmiddels 50 jaar geleden geschreven maakt niets in het boek een verouderde indruk. Wat bij herlezing ook opvalt is dat 'Nader tot U' een echt drankboek is. Wat er allemaal precies klopt van de verhalen en herinneringen is onduidelijk maar het beschreven drankgebruik zal amper overdreven zijn. En er werd geen wijn of bier gedronken: het was voornamelijk jenever en andere sterke drank. Reve was in deze jaren dan ook hard op weg naar zijn Grote Delirium in 1966 (in de trein naar Groningen ging het fout, een wekenlange opname in het ziekenhuis van Assen volgde).
Te bewijzen valt het natuurlijk niet maar misschien was het wel mede dankzij al die drank (en de katers) dat Reve in deze jaren op het toppunt van zijn kunnen was. In ieder geval viel de productie na zijn delirium behoorlijk stil. Pas in 1972 kwam er, met 'De Taal der Liefde', weer een volwaardig prozawerk uit.
Toch heeft 'Nader tot U' binnen het oeuvre van Reve nooit de status bereikt die 'De Avonden' heeft. Over 'De Avonden' zijn studies verschenen en worden bijeenkomsten georganiseerd. Er zijn minstens 10 boeken óver 'De Avonden' verschenen, gave eerste drukken zijn duur en voor het manuscript is ooit op een veiling een klein fortuin betaald. Vrijwel niets van dit al voor 'Nader tot U'. En dat heeft ook wel wat ironisch: want zonder 'Op Weg naar het Einde' en 'Nader tot U' was Reve waarschijnlijk nooit een bekende en succesvolle schrijver geworden en had de 'De Avonden' nooit de klassieke- en cultstatus bereikt die het nu heeft.
In het kort 2 verklaringen voor het verschil in status tussen de 2 boeken: 'De Avonden' is, in ieder geval op het eerste gezicht, toegankelijker en enkelvoudiger dan 'Nader tot U'. Dat zijn eigenschappen die de klassieke status van een kunstwerk wel kunnen bevorderen. Wat ook zeker een rol heeft gespeeld is het 'ezelsproces'. Hoewel dat proces een ongekende hoeveelheid publiciteit voor Reve's persoon en werk opleverde ontnam die publiciteit tegelijkertijd ook het zicht op de rest van het boek.
links een Stoa-uitgave, rechts de Eddy Pieter de Boer-uitgave
Vanaf de 1ste druk in 1966 tot de 19e druk in 1987 verscheen het boek bij Uitgeverij van Oorschot. De drukgeschiedenis is enigszins duister omdat van Oorschot notoir slordig was met druk- en jaartal vermeldingen. Volgens de 'officiële' opgave van van Oorschot beslaat de 'Stoa'-uitgave druk 1 t/m 5 en de 'Eddy Pieter de Boer'-uitgave (rechts) de drukken 6 t/m 14.

Helaas voor de verzamelaar bevat geen van deze uitgaven een drukvermelding. Ook hebben de Stoa-uitgaven allemaal 1966 als jaartal en de EPdB-uitgaven 1969. Drukken kunnen alleen van elkaar onderscheiden worden door middel van kleine verschillen in tekst en typografie. Uit het vergelijken van die verschillen rijst dan weer het vermoeden dat er, in ieder geval van de Stoa-uitgaven, meer dan 5 drukken zijn (of dat er binnen 1 druk nog wijzigingen zijn aangebracht).
Wat reminders voor wanneer lezing van 'Nader tot U' wat lang geleden is:
1. Brief uit Huize Algra (de Landkruiser):
Met het vreemde verhaal van de 'ingenieur' die voor de oorlog bij het gezin Reve aankwam met een geheim ontwerp voor een onoverwinnelijke oorlogsmachine, de Landkruiser.
2. Brief uit het Verleden:
Herinneringen aan Sallie en Roosje (Rosa) de G. (Groot), echtgenote en dochter van communistenleider Paul de G., die beide in Auschwitz in november 1942 zijn vergast. Paul de Groot wist net aan arrestatie te ontsnappen. De rest van het hoofdstuk is meer actueel; over andere schrijvers (Jan Cremer, Simon V., Remco C.), lezingen en recensenten.
Nader tot U, latere uitgaven bij Van Oorschot
Latere uitgaven van 'Nader tot U' bij Uitgeverij van Oorschot:

Bovenste rij, links: vermoedelijk de 15e druk, 1977. Midden: de 16e druk, 1981, met voorin een drukkenoverzicht (let op het vernieuwde van Oorschot logo). Rechts: de 17e druk, 1983. Een mooie gebonden uitgave, vermoedelijk in vrij kleine oplage.

Onderste rij: in beide boeken staat dat het de 19e druk is uit 1987. Beide boeken bevatten ook een drukgeschiedenis. Mogelijk dat het linkerboek eigenlijk de 18e druk is. De rechterboek, een goedkope pocket, was aanleiding tot het laatste (juridische) conflict tussen Reve en van Oorschot en zorgde voor een definitieve breuk.
3. Brief door Tranen Uitgewist
Dit is geschreven in ongekende zwaarmoedigheid en immer toenemende wanhoop; toen de schrijver 3,5 dag niet had gedronken; nadat hij zich als een krankzinnige gedragen had. Voor de orkestmeester. Een herfstlied, of avondzang.
Vanaf deze derde brief heerst Koning Alcohol: in vrijwel iedere gebeurtenis die Reve beschrijft wordt er gedronken:
Het grootste deel van de brief beslaat de hilarische beschrijving, met vele uitweidingen, van de de (zeer alcoholische) logeerpartij van de 'oude bard' Gerard d. B. - Gerard den Brabander (1900-1969) - , bij Nico V. (dichter Nico Verhoeven die een huisje in Greonterp had). Enkele fragmenten:
Het had Nico dagenlange voorbereidingen gekost om de bij vuur of open vlam vermoedelijk ontploffende dichtersvorst uit Amsterdam mee te voeren, waar d. B. eindelijk, op de zoveelste overeengekomen dag, waarempel niet naar café E. was gegaan, maar in zijn etagewoning reeds des morgens om zeven uur bovenaan de trap - die hij niet afdurfde - was gaan zitten, hoewel Nico pas om twee uur smiddags zou komen.
Het transport was geen gemakkelijk karwei geweest, en had tot diep in de avond geduurd, omdat bij elke wisseling van paarden, in Alkmaar zowel als in Den Oever en Bolsward, één of twee maal een dubbele oude in een cola genuttigd moest worden. De literkruik drank, die cafehouder E. bovendien voor onderweg had meegegeven, was in de bus naar Bolsward al leeggeraakt en, onder gebrul en gejuich, met hoofd uit het portier, uit de Bolswarder taxi de nacht ingeslingerd.
De volgende dag konden bezoekers van Nico zijn zomerwoning de oude, moegeklonken zanger, rafelig als een zelfs voor de slacht te oud geworden hoen, in een leunstoel in de woonkamer zien zitten, waar hij afwisselend probeerde ons plaatselijk advertentieblad te ontcijferen en een sigaret te rollen, wat geen van beide lukte, want hij zag veel te dubbel, of soms zelfs alles op zijn kop, en zijn handen waren te gezwollen om verfijnde bewegingen mogelijk te maken. Zo was de eerste droge dag verlopen.
(..)
Toen ik de volgende middag weer langs kwam, was alles echter, volgens mijn indruk, weer tot zijn natuurlijke evenwicht teruggebracht: (..) de dichtervorst zelf zat in zijn, nu dicht aan het raam geschoven stoel onbezorgd te babbelen, met vlak naast zich, op de vensterbank, alle geopend, een fles brandewijn, een fles koetsier en een lichtgroene fles van dat afschuwelijke, vierkant, naar onderen smaller toelopende model, waarin jonge jenever zat, waar ik niet erg gek op ben, al is het natuurlijk beter dan niks.
(..)
We bleven de hele verdere middag zitten drinken en praten. De oude bard begon te vertellen over de tijd, een jaar of vijf en twintig geleden, toen hij nog loketambtenaar bij de posterijen was geweest. Ik was nieuwsgierig, hoeveel jaren hij sindsdien al dronk, en hoeveel per dag. Al die tijd al, hoorden we. Elke dag? Ja hoor, elke dag. En hoeveel per dag? Een liter? of anderhalf? Zowat daartussen in, Koekebakker, zowat daartussen in.
(..)
Nico was bezig om de bard in de bedstede te helpen. Ze hadden het juist over de definitieve samenstelling van het heelal gehad, en wat je van het wereldraadsel denken moest. 'Als er daar ginds geen kroegen zijn, interesseert het mij geen bal,' zei de bard met duidelijke overtuiging.
Nader tot U, uitgaven bij Veen, Pandora en de Bezige Bij
Diverse latere uitgaven van 'Nader tot U':

Links: 20e druk, 1990 bij Veen Uitgevers. Daarnaast: 21e druk, 1993, pocket bij Veen uitgevers. Midden: Pandorapocket uit 2000, zonder drukvermelding. Tweede van rechts: Bezige Bij-uitgave, met buikbandje tgv Prijs der Nederlandse Letteren, 23e druk, 2001. Geheel rechts: Bezige Bij, 24e druk, 2016. Dit is vooralsnog de meest recente druk.

Nader tot U is opgenomen in Deel 2 van het Verzameld Werk (Veen, 1999). Onduidelijk is of de Pandorapocket óf de versie in het Verzameld Werk de 22e druk is. Het VW geeft hierover geen uitsluitsel.
4. Brief in de Nacht Geschreven
Herinneringen aan jeugd, schooltijd en oorlog en overal is de dood. Bezopen gesprekken met Bullie van der K. (Frans Pannekoek) over kunst, geld, Oofi en drank en ingebed in dat gesprek uitgebreid het verhaal van de crematie van Thommy G., met alcoholische nazit.
Dit verhaal is in ieder geval deels historisch: Thommy Gerrard (1942-1965) was een jonge, getroubleerde kunstenaar die door een ongeluk en/of zelfmoord om het leven was gekomen en Reve kende hem uit zijn Amsterdamse circuit.
Reve had zich, waarschijnlijke mede door stevig alcoholgebruik vooraf enigszins misdragen tijdens de dienst en was huilend naar buiten gelopen:
In het begin was ik, gesterkt door een flinke ochtenddronk, heel monter geweest, want ik houd eigenlijk wel van begrafenissen en dergelijke, maar van lieverlede was het me lelijk gaan tegenvallen, en was het me in de etablissementen van die merkwaardige, lijkverwerkende industrie, in de aula te machtig geworden, zodat, toen er na alle gegoochel met harminocadeuren en de plotselinge aanblik van een lichtbak, die STILTE UITVAART vermeldde, nog een dominee bij gehaald bleek te zijn ook die al begon te bladeren en zijn keel schraapte, ik na een malle opmerking wild jankend naar buiten was gelopen (..).
Nop Maas schriift er in deel 2 van zijn Kroniek het volgende over:
Reve bezocht samen met Van Albada [Teigetje] de crematie. Hoewel Gerrard ongelovig was, hadden zijn ouders er een dienst met een geestelijke van gemaakt. Tijdens de dienst werd het Reve te veel. Hij ergerde zich aan de 'crimineel' van een vader die zich niets van Thom had aangetrokken en die, in een walgelijk vertoon van vroomheid, een 'dominee' besteld had. Reve ontnam de geestelijke (mogelijk een rabbijn) het woord en riep dat Thommy helemaal niets met de kerk had en dat het een schande was dat dit hem werd opgedrongen terwijl hij daar dood lag.
Na zijn opzienbarende tussenkomst liep hij huilend de aula uit. In brieven aan Jan Blokker en Geert van Oorschot schreef Reve zijn optreden toe aan een (4de) semi-delirium. [RED: een niet geheel onwaarschijnlijk scenario]
Nader tot U, Duitse vertaling
'Näher zu Dir', duitse vertaling uit 1970 door Jürgen Hillner die in die jaren met Reve bevriend was. De Geestelijke Liederen staan, opvallend, in Oblong op de pagina's.

Het door Reve gesigneerde exemplaar in de NadertotReve-collectie is afkomstig uit de collectie van Reviaan Rene Mootz (1952-2016). Wie Tobias is, is niet bekend.
5. Brief uit het Huis Genaamd 'Het Gras'
De vijfde en laatste brief begint met de geschiedenis van de 'geurloze' jongeman Gerard N. die Reve tijdens een wandeling door de haven tegenkomt:
(..) verliet ik mijn woning voor een wandeling langs de haven, in die huichelachtige stemming waarin men denkt zichzelf wijs te kunnen maken dat men zich slechts voor wat frisse lucht gaat vertreden, terwijl het doel in werkelijkheid geen ander is, dan weer eens flink rond te hoereren.
Veel valt er niet te beleven met de wat non-descripte jongen totdat blijkt dat hij een vriendje heeft, Fransje, die straaljagerpiloot is. De 'geslachtelijke vereniging' tussen N. en de jonge Luchtheld (alias het donkerblonde adelaartje en koene, mooie en aanbiddelijke Luchtengel) blijkt problematisch en daar weet Reve uiteraard wel raad mee. Zijn Revistische tips hebben succes, de Liefde tussen de jongens bloeit weer op maar enige tijd later slaat het noodlot toe. Fransje valt ergens in Drenthe met zijn vliegmachien te pletter en N. is ontroostbaar.
Het Revisme had weer een gevoelige klap gekregen: ook hij was mij ontsnapt, voorgoed, die zeer ondeugende, gevleugelde lieveling en stouterd (Icare! Icare!), zoals na hem nog wel deze en gene zouden volgen, al wist nog niemand wie het zouden zijn.
De brief vervolgt in het heden, op 2 november 1965. Pogingen van Reve om op Allerzielen een Drinkfeest te organiseren lopen stuk op onbegrip voor dit bij Reve geliefde feest maar andere aanleidingen tot drankgebruik zijn nooit ver weg:
Ik wandel wat meer dan gewoonlijk, en kom daardoor wat vaker dan ik zelf goedkeur - want ik ben een tegenstander van kafeebezoek - in mijn kroeg te B. (Blauwhuis) terecht, de laatste keer op een woensdagmiddag, toen het in het bedrijf erg stil was, zodat ik met eigenaar W. en zijn knecht, Koning Eéntand, ruimschoots van gedachten kon wisselen over de vraagstukken waar de moderne, naar alle kanten openstaande mens zich voor geplaatst ziet.
De gedachtenwisseling ontaard in een drankgelag en na een vandalistisch bezoek aan het lokale kerkhof gaat Reve weer huiswaarts, zichzelf vervloekend:
Weer te veel gedronken, God, godverdomme. 'Ik ga er van af, het moet, ik zweer het. Gij die was en is en zijn zal, ik houd op met drinken, ik zweer het voor uw aangezicht. Maar wanneer precies, dat weet ik nog niet.'
Deze dronken voornemens worden aangevuld met een plan voor 'het boek, dat alle boeken overbodig zal maken' en de Rêverie hierover mondt uiteindelijk uit in de Ezelsfantasie die het boek zijn roemruchte status zou geven.
boeken over Nader tot U
Relatief weinig boeken over 'Nader tot U':

Van links naar rechts: 'De God van je tante', Jan Fekkes, 1968. Gaat niet zozeer over Nader tot U maar over de ezelspassage en de gevolgen daarvan. Dat geldt ook voor 'God en Ezel', een curieus werkje uit 1967 van hooggeleerde mannenbroeder G.A. Lindeboom, die, zie de ondertitel, officieel vooral boos is op enkele gereformeerde collega's die het voor Reve opnamen maar verder vooral, op niet al te frisse en weinig christelijke wijze tekeer gaat tegen Reve.

Rechts het enige boek dat echt over 'Nader tot U' gaat, uit 1980, van toenmalig geaccrediteerd Revoloog Sjaak Hubregtse (enkele jaren nadien opgevolgd door Nop Maas).
Indoloog
Weer thuisgekomen wordt hij opgewacht door goeroe Peter B. (Brinckman). Peter B. is een vriend van Reve en Teiger en een bijzonder personage in het werk van Reve. Beide hadden een communistische achtergrond en Reve kende vaag de ouders van B. uit Amsterdam. Maar verder hadden Reve en Brinckman weinig met elkaar gemeen: B. was reislustig, altruïstisch, weinig geletterd en verbaal begaafd en kon van de hand in de tand leven. Het behoeft weinig betoog dat Reve aangaande deze zaken anders in het leven stond. Toch stonden deze verschillen een vriendschap niet in de weg, deels omdat B., net als Reve, erg met God en geloof bezig was.
Reve in een brief aan Josine Meyer over Peter B.:
"Hij is een heteroseksuele wijsgeer, technies ongelooflijk handig, dag & nacht over God bezig, met een uiterst gebrekkig taalvermogen. We zijn erg dol op hem."
Peter B. blijkt even buiten Greonterp een huisje te hebben gekocht en dat gaan ze meteen bekijken. Het is een volledig vervallen boerderij die zwaar opgeknapt moet worden. Teruggekeerd in Greonterp gaat Reve een brief voor hem schrijven voor een woonvergunning:
'Goeroe, heb je al nagedacht, wat voor beroep of je hebt?' Dat was geen eenvoudige kwestie. 'Dat moet hè, een beroep?'
'Moet je luisteren,' begon ik. 'Je moet een beroep hebben. Als je geen beroep hebt, vestig je de aandacht van de autoriteiten op je. Je zou juist denken van niet, maar het ligt altijd heel anders dan je op het eerste gezicht denkt. Je kan natuurlijk zeggen, als ze je vragen wat doet u: "Ademhalen, dat ik niet stik." Maar met autoriteiten trek je altijd aan het korste eind. Je bereikt niks jongen, behalve dat het raampje van het loket met een klap naar beneden gaat, en je mag nog blij zijn dat je poot er niet onder zit. Ze zijn over ons gesteld. Je bereikt alleen wat met list.'
'Weet je wat ik dacht, dat ik maar als beroep neem?' zei Peter langzaam. 'Hoe heet het. Weet je, wat ik ben? Hoe heet het, hoe noem je dat. O ja: ik ben Indoloog.'
Ik stond sprakeloos, of eigenlijk waren we het allebei, wat Peter zelf was eveneens een beetje beduusd, van de wijsheid en de draagwijdte van wat hij gezegd had. 'Je hebt nergens geen last mee,' lichtte hij, na enig zwijgen, zijn beslissing toe.
Reve, Teigetje en Peter B.
Reve, Teigetje en Peter B., te huize van Peter B.
Ongedateerde foto, vermoedelijk in 1964. Foto afkomstig uit 'Ons Leven met Reve, 2012, Teigetje & Woelrat'
De vriendschap tussen Reve en Peter Brinckman werd door de laatste, eind jaren 60, opgezegd toen Reve's politieke denkbeelden zich richting wat meer conservatieve standpunten gingen bewegen.
Na voltooing van de brief wordt de fles opengetrokken en komen de verhalen, vooral over reisavonturen van Peter B. (o.a. over de 'attachering' van het huis van een militair attaché in Stockholm). Nadat ze nog, in het donker, een groot aantal bloembollen in het oude kerkhofje tegenover Reve's huis hebben geplant gaat Peter B. slapen en besluit Reve nacht en boek met herinneringen aan nog meer verhalen van Peter B. en aan de recente, drievoudige verschijning van De Meedogenloze Jongen (als Sloper, Blauwe en Bouwer).
De Drie waren tezamen de ongeschapen Ene, van Wie ze de openbaring waren. To zover was alles duidelijk genoeg. Maar was er eigenlijk niet nog een vierde? Ja, dat was zo. Ja zeker, er was een Vierde, die de Drie en de Ene in alle eeuwigheid verbond, die stil was en woordloos, maar die alles vervulde, en die ik ergens gezien had, laat op een middag, maar waar?
(..)
Want ik begreep nu, wat ik tevoren niet begrepen had, en ik herkende eerst nu, wat ik toen gezien had, op die late namiddag, toen Teigetje mij, omdat ik weer eens in de greep van een boze en onreine geest, tot verstrooiing en troost, in de automobiel had rondgereden; en mijn hand schreef het op:
Nu weet ik, wie gij zijt
de jongen die ik eenzaam zag te Woudsend en daarna,
nog op dezelfde dag, in een kafee te Heeg.
Ik hoor mijn moeders stem
O Dood, die waarheid zijt; nader tot U
Tekst en illustraties (tenzij anders vermeld): Peter Smeets