Nader tot Reve: Nieuwsarchief Naar de homepage van Nader tot Reve
tak
Gerard Reve en Simon Vinkenoog met elkaar op de vuist
2 mei 2010
"Het was zo'n gezellige, levendige en interessante avond", weet Sietske Wybenga zich bijna ruim veertig jaar na dato nog te herinneren. "Met mooie voordrachten die erg veel succes hadden. Maar aan het slot liep het helemaal uit de hand. Gerard Reve raakte slaags met Simon Vinkenoog. Ik zat in de zaal en wist niet wat ik zag."
Sietske is de weduwe van de bekende Friese dichter Jan Wybenga (1917-1994), wiens werk twee keer met de Gysbert Japicxprijs is bekroond (in 1965 voor zijn bundel Barakkekamp en in 1977 voor de bundel Lyts Frysk Deadeboek).
Vlak voor het incident, Reve links, Vinkenoog op de rug en Jan Wybenga rechts.
Met haar opmerkingen refereert Sietske aan het dichtersfestival dat op 7 oktober 1967 in De Harmonie in Leeuwarden plaats vond. Het evenement werd georganiseerd door Cygnus Resurgens, de vereniging van Friese studenten in Amsterdam, met de bedoeling hiermee haar zevende lustrum op te luisteren. Dat dit op geheel unieke wijze zou gebeuren, kon niemand bij aanvang van de avond vermoeden.
Er waren tien Nederlandstalige en tien Friestalige dichters uitgenodigd die voorlazen uit eigen werk. De Nederlandse poëten - Cees Buddingh, Dick Hillenius, Johnny van Doorn (Johnny the Selfkicker), Ed Hoornik, Hans Verhagen, Henny Vonk, Riekus Waskowsky, Louis Lehmann en, last but not least, Gerard Kornelis van het Reve - , werden aangekondigd door Simon Vinkenoog. De Friese afdeling - die, behalve door Jan Wybenga, werd vertegenwoordigd door Martin Brouwer, Meindert Bijlsma, Jan Dottinga, Steven de Jong, Tiny Mulder, Durk van de Ploeg, Leo Popma en Geert van der Zwaard - kregen een inleiding van Jan Bijlsma. Een aardig detail. De Nederlanders verdienden met hun bijdrage honderd gulden, terwijl de Friezen het met vijfentwintig gulden moesten doen. Simon Vinkenoog ontving bovendien een paar honderd gulden voor zijn voorzitterschap, Jan Bijlsma deed het allemaal pro deo.
De belangstelling voor het festival was enorm. Zeker duizend poëzieliefhebbers waren op het rijtje klinkende namen afgekomen. Om acht uur begon de brandwacht al met het verwijderen van het publiek dat zich op de trappen en in de gangpaden had geïnstalleerd. Regels zijn regels, ook in de vrolijke jaren zestig.
Sietske Wybenga heeft in haar archief een aantal krantenartikelen bewaard die een impressie van de avond geven. Zo meldt De Friesche Koerier dat Reve (Van het Reve) keurig in het pak was gestoken, met een hoog gesloten boord, en dat hij de blaadjes waarop zijn bijdrage stond uitgeschreven, na het uitspreken van de tekst achteloos over het podium liet dwarrelen.
Het venijn zat in de aankondiging. De meester werd door Vinkenoog ingeleid met de woorden "Daar komt Van het Reve met God aan zijn zijde". Een toespeling op het toen actuele proces wegens godslastering. Reve was zo verbolgen over deze introductie dat hij halfweg de avond door middel van een briefje liet weten dat hij na afloop niet door Vinkenoog bedankt wenste te worden. Toen de laatste hem aan het slot toch vriendelijk de hand toestak, werd hij door Reve genegeerd. Vervolgens aaide Vinkenoog hem teder over de haardos, waarop Reve in enorme woede ontstak. Voor de ogen van het verbouwereerde publiek besprong hij zijn kunstbroeder, schopte hem en sloeg hem met een paar welgerichte meppen tegen de vloer. Reineke Vinkenoog, Simons echtgenote, die op de eerste rij zat, schoot haar in nood verkerende geliefde gillend te hulp. Ze liep hierbij ook enige klappen op, maar wist samen met Cees Buddingh de ontstemde dichter de coulissen in te drijven. Blijkbaar is Reve direct huiswaarts gegaan, want hij is die avond niet meer in de omgeving van De Harmonie gesignaleerd.
Simon Vinkenoog was vrij kort in zijn commentaar. "Geweldloosheid is mijn religie en ik ben nu in mijn religie aangevallen."
In een artikel in De Telegraaf voegde hij er aan toe dat hij Van het Reve al twintig jaar kende, "maar we zijn allebei in de loop der jaren erg veranderd. We zijn eigenlijk allebei religieuzer geworden."
De vechtpartij in volle gang
Gerard Reve was in hetzelfde artikel veel explicieter in zijn visie op de gebeurtenissen.
"Wat verbeeldt die ongebakken deegsliert zich wel mij over mijn haar te strijken. In principe mag geen enkele collega dat bij mij doen, uitgezonderd dan Jan Cremer natuurlijk, die ik hoog aansla. Simon Vinkenoog hing me zo de keel uit dat ik hem in een opwelling een paar klappen voor zijn kop heb gegeven. Hij kan een aanklacht indienen, dat weet ik, maar ik heb er graag een boete van 25 gulden voor over."
Overigens gaf volgens Reve een ander incident aanleiding tot het handgemeen dan de toespeling op het ezelsproces.
"Ik was ontstemd over het feit dat Vinkenoog Johnny the Selfkicker midden in zijn voordracht afkapte. In de pauze had ik Vinkenoog gevraagd om Johnny het beroemde haschisch-stuk te laten doen, maar dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan heeft hij de hele voorstelling voor zichzelf willen opeisen. Ik had daarom ook geen zin na afloop met hem handjes te schudden."
Reve nam de gelegenheid te baat om in een lange tirade voorgoed korte metten te maken met zijn collega.
"Hij kan niet eens meer gewoon praten. Hij schoffeert mensen die de euvele moed hebben tegen hem te spreken. Hij en zijn kliek gebruikers van verdovende middelen zijn volkomen afgestompt. Simon Vinkenoog kan alleen nog maar in domme clichés spreken. Hij heeft een vocabulaire van nog maar 320 woorden en zo'n nietsnut irriteert mij in hoge mate."
"Ik vind Vinkenoog een volslagen onbelangrijk figuur. Hij is een exponent van het verschijnsel, dat het gebruiken van verdovende middelen voorschrijft. Er wordt niet meer gewerkt, scholieren blijven weg uit school en studenten studeren niet meer. Deze houding die wordt gebracht onder het mom van liefde, is de religie van Vinkenoog. Het werd hoog tijd dat dit verschijnsel nu eens aan de kaak werd gesteld."
Cartoon uit De Telegraaf (10 oktober 1967)
"Ik vind het hele liefdesevangelie van Vinkenoog één grote leugen. Hij heeft voor niemand iets over, alleen maar voor zichzelf. Vinkenoog is een grote inhalige aalscholver. Er is in de wereld een grote opofferende liefdesgezindheid die in de praktijk wordt gebracht door tienduizenden naamlozen. Ik probeer naar deze waarheid te leven, maar ik zeg niet dat het me lukt.
Van de liefdesleugens van Vinkenoog en zijn kliek zogenaamde progressieven heb ik mijn buik vol. Ik weet wel dat je dat nog niet het recht geeft iemand op zijn gezicht te slaan, maar het werd me allemaal een beetje te veel. Ik was moe en het borreltje was net op tafel gekomen."
Dat alcohol bij het incident mogelijk een rol heeft gespeeld, kan Sietske Wybenga bevestigen. Aan alle literatoren werd aan het begin van de avond een fles wijn uitgereikt. Reve schonk zichzelf direct een glas in, en nog een glas, en nog een, en begon toen de bodem was bereikt aan de fles wijn van Jan Wybenga die naast hem zat.
Al met al kijkt Reve toch met enige tevredenheid terug op de dichtersavond in Leeuwarden. Hij besluit zijn tirade in De Telegraaf met de constatering: "Toch ben ik blij dat ik hem geraakt heb."